Een loo of lo is een historische benaming in het Nederlandse taalgebied dat verscheidene betekenissen kent. Deze zijn:
In het geval van de eerste definitie gaat dan wel om een specifiek soort bos, namelijk een open loofbosstructuur waarin de mens zijn bestaan vond. Het woord lo of loo is afkomstig van het Germaanse *lauhaz, wat open plek in een bos[1] of bosje op hoge zandgrond[2] betekent. Er konden akkertjes in liggen, en ook de nederzetting was niet ver weg. Tevens was het een veeweide. Het onderscheidt zich van andere historische termen voor bos, zoals holt, woud en bussch. Een loo was van al deze termen het bos dat het meest verweven was met het leven van de (pre)historische mens.
Loo komt als suffix veel vaker voor, maar het simplex "Loo" bestaat ook. Voorbeelden zijn paleis en kroondomein het Loo bij Apeldoorn en het dorp Het Loo bij Wezep met het daar gevestigde instituut Het Loo. Zie Loo voor andere voorbeelden.
De naam komt ook in het Engels voor, in de vormen -ley en -leigh.