Agorafobie | ||||
---|---|---|---|---|
Coderingen | ||||
DSM-5-TR | F40.0 | |||
DSM-IV | 300.22 | |||
ICD-11 | ||||
DOID | 593 | |||
MedlinePlus | 000923 | |||
MeSH | D000379 | |||
|
Agorafobie[1] is een psychische aandoening die in de DSM-5 gezien wordt als onderdeel van verschillende angststoornissen.[2] De Nederlandse naam is een vertaling van het Duitse Agoraphobie.[3] Dit begrip is afkomstig uit het Grieks: ἀγορά (agorá) betekent markt[4] en φόβος (phóbos) betekent angst of vrees.[4] In het Nederlands wordt ook wel de naam pleinvrees[1][5] of ruimtevrees[6] gebruikt wanneer men doelt op angst voor open ruimten. Daarnaast wordt ook nog het begrip straatvrees[1][5] of kenofobie[1][5] gebruikt.
Algemeen gesteld is agorafobie de angst om een vertrouwde en veilige omgeving te verlaten. Dit kan de vorm aannemen van angst voor open ruimten,[7] pleinen[3] of straten,[3] situaties waarin veel mensen bij elkaar komen[1] of de angst in verlegenheid gebracht te worden of niet 'terug te kunnen keren'. Ook reizen (bijvoorbeeld met trein, bus of auto)[1] kan deze angst veroorzaken. De betrokkene vreest of vermijdt deze situaties vanwege het gevoel dat ontsnappen moeilijk zal zijn of dat hulp niet beschikbaar is wanneer zich panieksymptomen of andere machteloos makende of gênante symptomen voordoen.
De aandoening kan in verschillende gradaties voorkomen. In lichte gevallen voelt de persoon wel onrust, maar is in staat zich in openbare gelegenheden te begeven. Zijn sociale contacten zijn verder normaal. In ernstige gevallen trekt de persoon zich terug op een plaats die hij als vertrouwd of veilig beschouwt en mijdt zo veel mogelijk het contact met anderen. Dit kan soms jaren duren en leiden tot een ernstig sociaal isolement. Uiteraard zijn ook allerlei tussenvormen mogelijk.
Als er sprake is van paniekaanvallen, kan agorafobie ook een beeld hebben dat behoort tot andere stoornissen, of een soortgelijke stoornis. De stoornis wordt dan gezien als een anticipatieangst, een angst voor het hebben van angst. Het zijn in dat geval niet zozeer de open ruimten of groepen mensen die de persoon angst inboezemen, maar de verwachting om een paniekaanval te krijgen. Deze angst leidt op zijn beurt weer tot het vermijden van situaties waarin de persoon denkt in paniek te zullen raken.
Agorafobie wordt vaak gezien als de tegenhanger van claustrofobie (angst voor afgesloten ruimten), maar dit is misschien wat te eenvoudig voorgesteld. In een trein kunnen agorafobie en claustrofobie bijvoorbeeld dezelfde onrust of angstsymptomen veroorzaken, althans in de waarneming van de omstanders. In het eerste geval bestaat echter de angst om de vertrouwde omgeving te verlaten, in het tweede geval de angst om in de trein opgesloten te raken.
De DSM-5 beschouwt agorafobie alleen als zelfstandige stoornis als er geen sprake is van sterke paniekaanvallen (agorafobie zonder anamnese van paniekstoornis), maar deelt deze in bij de paniekstoornis met agorafobie als dit wel het geval is. In dit kader stelt het handboek de volgende criteria voor de zelfstandige stoornis:
Als er wel sprake is van paniek, gelden de volgende criteria: