Allium karataviense | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Als sierplant in een park | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||
Allium karataviense Regel (1875) | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||
Allium karataviense op Wikispecies | |||||||||||||||||
|
Allium karataviense is een overblijvend bolgewas uit de narcisfamilie.[1] Het behoort tot het geslacht Allium (look), waartoe ook uien, knoflook en prei behoren. De soort groeit van nature op kale puinhellingen in lager gelegen berggebieden in Midden-Azië (Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan, Oezbekistan, Afghanistan). Het natuurlijke verspreidingsgebied omvat het Tiensjan-, het Alaj- en het Pamir-gebergte. De laagblijvende plant heeft brede, decoratieve, dofgroene bladeren en een attractieve, bolvormige bloeiwijze. A. karataviense wordt daarom veel gebruikt als sierplant, vooral in rotstuinen. In de volksmond wordt de plant 'puinlook' genoemd vanwege het losse puin waar de plant van nature tussen groeit.
Allium karataviense werd voor het eerst beschreven in 1875 door de Duitse botanicus Eduard August von Regel.[2] De soortaanduiding karataviense verwijst naar het Karatau-gebergte, een noordwestelijke uitloper van het Tiensjan-gebergte in het zuiden van Kazachstan, waar de Russische ontdekkingsreizigers Sewersow en Krause de plant voor het eerst ontdekten.[3]