Op het Atari-computerspelkerkhof in Alamogordo te New Mexico werd in 1983 een groot aantal onverkochte spelcartridges en spelconsoles begraven. Jarenlang werd verondersteld dat er onder andere zo'n 3,5 miljoen cartridges van het geflopte E.T.-spel en mogelijk ook miljoenen van het overgeproduceerde Pac-Man-spel voor Atari 2600 waren gedumpt.
Hoewel het verhaal lange tijd werd afgedaan als een verzinsel, werd op 26 april 2014 bekendgemaakt dat er bij een opgraving wel degelijk Atari-cartridges waren gevonden.[1][2][3] Deze werden destijds begraven door voormalig Atari-medewerker James Heller, die de opdracht kreeg van het bedrijf om 750.000 cartridges zo snel en goedkoop als mogelijk te lozen.[4] Gedurende de 31 jaar aan speculatie over het al dan niet bestaan van het kerkhof, werd het verhaal een cultureel icoon en herinnering aan de Noord-Amerikaanse videospelrecessie in 1983, het desastreuze fiscale jaar van Atari en faillissement en verkoop van het bedrijf.