De Ban Liang (Traditioneel Chinees: 半兩 ; Pinyin: bàn liǎng) was de eerste standaard valuta van het Chinees Keizerrijk, geïntroduceerd door de eerste keizer, Qin Shi Huangdi rond 210 voor Christus.[1] De eerste Ban Liang-munten kwamen uit het koninkrijk Qin tijdens de Periode van de Strijdende Staten voor de eenwording van China onder de voornoemde staat. Ban Liang-munten waren rond en hadden een vierkant gat in het midden, een kenmerk dat vele andere Chinese kèpèngs in de toekomst van deze munt zouden overnemen. Toen de Ban Liang werd geïntroduceerd, waren een groot aantal andere Chinese muntsoorten in omloop, zoals het bronzen mes- en spadegeld, wat gegoten werd uit modellen van messen en spades die voorzien waren van enkele karakters. Het eerste gebruik van rond geld in China begon in de Oostelijke Zhou-dynastie voordat deze door de Qin werd veroverd in 256 v.Chr.[2]
De term Ban Liang betekent "halve Tael" (半兩) oftewel twaalf zhū (銖, rond de 0,68 gram). De munten wogen rond de zes à tien gram, wat ongeveer gelijk is aan een Griekse Stater.
De standaardisering van de valuta met deze ronde munt was onderdeel van een groter plan om alle gewichten en maten te verenigen tijdens de Qin-periode.[3][4] Ban Liang-munten bleven geslagen worden door de Westelijke Han-dynastie, totdat zij eerst werden vervangen door de Sān Zhū (三銖) kèpèngs in 119 v.Chr. en uiteindelijk in 118 v.Chr. door de Wǔ Zhū (五銖).