Bijtschildpad IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2010) | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Een exemplaar in Virginia, Verenigde Staten. | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Chelydra serpentina (Linnaeus, 1758) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Bijtschildpad op ![]() | |||||||||||||||
|
De bijtschildpad[2], ook wel gewone bijtschildpad[3] of bijtchelydra (Chelydra serpentina) is een schildpad uit de familie van de bijtschildpadden (Chelydridae).
Het is met een schildlengte tot vijftig centimeter en een totale lengte van ongeveer een meter een van de grootste zoetwaterschildpadden. De bijtschildpad heeft een enorme kop die ver kan worden uitgestoken door de lange nek. Met name bij jongere dieren zijn rijen bulten aanwezig op het rugschild die bij de volwassenen vervagen. De staart is voorzien van een dubbele rij opstaande schubben.
De bijtschildpad komt voor in delen van Noord- en Midden-Amerika en leeft in gematigde tot subtropische streken. De habitat bestaat uit permanente wateren zoals moerassen en grotere rivieren. Het is een sterk aan water gebonden soort die bijna onafgebroken in het water leeft. Alleen om de eieren af te zetten, te migreren naar andere wateren en soms om te paren wordt het land betreden.
De bijtschildpad is een omnivoor die leeft van kleine waterdieren, planten en aas maar kan ook wel grotere dieren buitmaken als de kans zich voordoet. De schildpad laat zich niet benaderen en gedraagt zich met name op het land agressief en is dan erg bijterig. De bijtschildpad is wat betreft de gevolgen van een beet bij de mens een erg beruchte soort die vingers en tenen kan amputeren.[2]