Bleekgeel blaasjeskruid | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Utricularia ochroleuca R.W.Hartm. (1857) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||||
Bleekgeel blaasjeskruid op ![]() | |||||||||||||||||||
|
Bleekgeel blaasjeskruid (Utricularia ochroleuca) is een vleesetende overblijvende waterplant uit de blaasjeskruidfamilie (Lentibulariaceae), die van nature voorkomt in Noord-, Midden- en West-Europa en van daaruit verder verspreid is naar enkele plaatsen in Noord-Amerika. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als niet meer aanwezig in Nederland. De vleesetende soort was zeer zeldzaam in het zuidoosten van het land en werd voor het laatst in 1983 gevonden.[1] Het aantal chromosomen is 2n = 44.[2]
De stengels van de plant worden 10 - 50 cm lang. De groene bladeren zijn vaak voorzien van een enkel blaasje. De met stekelharen bezette bladslippen van de waterloten hebben een spitse, geleidelijk in een stekelhaar overgaande top en spitse tandjes. De plant vormt overwinteringsknoppen, turionen.
Bleekgeel blaasjeskruid bloeit van juni tot in augustus met bleekgele bloemen, die een bruin gestreept gehemelte hebben. De spoor is afstaand en half zo lang als de onderlip. De onderlip is 7 - 9 × 10 - 13 mm en de spoor 4 - 5 mm lang.
De vrucht is een 0,35 mm lange en 0,25 mm brede doosvrucht.
<ref>
; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam René van Moorsel