De bloeddrukregulatie wordt in belangrijke mate bepaald door het renine-angiotensine-aldosteronsysteem (RAAS). Dit reguleert de water- en zouthuishouding van het circulerend bloedvolume en is ook van belang bij hartfalen.
Een te lage bloeddruk wordt geregistreerd op verschillende plaatsen in het lichaam, zoals in het hart, aanliggende vaten, nieren en de lever. Deze sensoren sturen een signaal naar de nieren, waar zich cellen bevinden die renine produceren. Renine is een enzym dat in het bloed de plasmaproteïne angiotensinogeen omzet in angiotensine I. Dit angiotensine I wordt op zijn beurt door het angiotensine-converterend enzym (ACE) omgezet tot angiotensine II. Dit gebeurt voornamelijk in de longcapillairen. Angiotensine II heeft verschillende effecten die leiden tot bloeddrukverhoging. Het zorgt voor vasoconstrictie van de arteriolen en zet het de bijnier aan tot het maken van aldosteron. Aldosteron zorgt voor meer terugresorptie van water en natrium in de distale tubuli. Deze antidiuretische werking doet het bloedvolume vergroten en de bloeddruk stijgen.
De hartwanden meten de bloeddruk en het bloedvolume ook, als deze te hoog worden maakt de hartwand ANP aan, ANP heeft een negatieve terugkoppeling op de aanmaak van renine. Hierdoor wordt er dus minder renine aangemaakt en zal de bloeddruk dalen.