Borstvoeding is het geven van moedermelk, door een zuigeling aan te leggen aan de borst. Moedermelk wordt aangemaakt in de melkklieren in de borsten van een vrouw, en wordt uitgescheiden via de tepel. Moedermelk bevat van nature vrijwel alle benodigde voedingstoffen die een zuigeling nodig heeft. Daarom raden gezondheidsorganisaties waaronder het WHO, aan om borstvoeding te geven tot het kind minstens twee jaar is. De zuigeling wordt gespeend.
Uit onderzoek blijkt dat 53 procent van de vrouwen in Nederland start met het uitsluitend geven van borstvoeding na de geboorte van hun baby.[1] Er is een flinke toename te zien van het aantal vrouwen dat (tijdelijk) fles- en borstvoeding combineert. Het percentage vrouwen die na 6 maanden nog uitsluitend borstvoeding geeft is 31 procent. Na zes maanden wordt door het consultatiebureau aangeraden om te starten met een combinatie van moedermelk of flesvoeding met [2]vaste babyvoeding.
Borstvoeding gaat gepaard met intiem lichamelijk contact tussen moeder en kind, en bevordert zo de hechting. Borstvoeding geven is echter niet de enige manier om hechting te bevorderen. Alle vormen van huid-op-huidcontact dragen bij aan een de hechting. Ook komen er bij borstvoeding geven bij beiden hormonen vrij, die invloed hebben op hun stemming.