Box 3

In de Nederlandse Wet inkomstenbelasting 2001 is belastbaar inkomen uit sparen en beleggen een categorie inkomsten. Deze vormt box 3 in het boxenstelsel van de wet.[1] Anno 2024 verkeert de wijze van bepaling van dit inkomen zich in een overgangsfase, met enerzijds de berekeningswijze volgens de wet, en anderzijds de berekeningswijze van het zogenoemde 'werkelijke rendement' (tussen aanhalingstekens want kosten zijn nog steeds niet aftrekbaar) voorgeschreven door een arrest van de Hoge Raad in juni 2024, en uitgewerkt door de regering. Gekoerst wordt op inwerkingtreding van een wetswijziging per 1 juni 2025. Vanaf de zomer van 2025 is er met terugwerkende kracht tot 2019 een tegenbewijsregeling: als een belastingplichtige aannemelijk maakt dat het 'werkelijke rendement' lager was dan het wettelijke, wordt het tarief (voor 2024 en 2025 36%) toegepast op dit lagere bedrag.

Volgens de wet bestaan de inkomsten in 2024 uit forfaitaire (fictieve) rendementen op twee categorieën bezittingen, verminderd met een fictieve rente op schulden. Hierover wordt belasting geheven: de vermogensrendementsheffing. Deze vervangt een regeling vanaf 2017 op basis van een forfaitaire samenstelling van het vermogen, die een regeling vanaf 2001 op basis van een vast fictief rendement van 4% verving, die op haar beurt het oudere stelsel van inkomstenbelasting over werkelijke inkomsten en aanvullend een vermogensbelasting verving.

Het forfaitaire rendement was van 2001 tot en met 2016 een vast percentage van 4%, en het tarief 30%. De vermogensrendementsheffing kwam hiermee uit op 1,2%. Vanaf 2017 werd het fictieve rendement berekend op basis van een fictieve indeling van het vermogen in spaargeld en beleggingen, afhankelijk van de hoogte van het vermogen, en een heffing over de fictieve beleggingen ongeacht het soort, gebaseerd op het historisch gemiddeld behaalde rendement op de gemiddelde mix van beleggingssoorten.

Wegens een eerder arrest van de Hoge Raad, het zogenoemde Kerstarrest, is box 3 in 2022 met terugwerkende kracht tot meestal 2021, soms eerder, vervangen door een regeling op basis van de werkelijke vermogensmix. De Wet rechtsherstel box 3[2] regelt voor belastingjaren tot en met 2022 de terugwerkende kracht, met per belastingjaar het laagste van de heffing volgens de oude regeling en die volgens de nieuwe regeling. Vanaf belastingjaar 2023 geldt een beperkt gewijzigde versie van de nieuwe regeling, de Overbruggingswet box 3.[3]

Waar gesproken wordt over rendementen en waardeontwikkelingen worden die in euro's bedoeld, dus niet gecorrigeerd voor inflatie.
  1. Het belastbare inkomen in deze box wordt behandeld in hoofdstuk 5, het tarief in artikel 2.13 van de wet.
  2. Citefout: Onjuist label <ref>; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam herstel
  3. Citefout: Onjuist label <ref>; er is geen tekst opgegeven voor referenties met de naam overbrugging

From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Nelliwinne