Het catastrofisme is de opvatting zoals die in de begindagen van de geologie (17e en 18e eeuw) gold, die stelde dat gedurende de lange geschiedenis van de aarde de verschillende tijdperken werden afgesloten door een catastrofale vernietiging van al het leven, waarna een hernieuwde schepping plaatsvond. Tegenover deze opvatting stond het uniformitarianisme of actualisme. Volgens deze opvatting is de geleidelijke werking van processen als die we dagelijks waarnemen (als ze maar lang genoeg de tijd hebben) voldoende om de geologische eigenschappen van de aarde te verklaren. De Britse geologen James Hutton en later Charles Lyell die weer grote invloed had op Charles Darwin, waren hiervan de verdedigers. Deze opvatting heeft uiteindelijk de meeste aanhang gekregen. Catastrofen worden niet langer als de belangrijkste verklaring beschouwd voor geologische verschijnselen.