Convergente evolutie is de evolutie van dezelfde functie bij verschillende, niet-verwante taxonomische groepen. Veelal is wel de functie vergelijkbaar, maar is er sprake van verschillende mechanismes. Het komt voor bij taxa die dezelfde ecologische niche bezetten zoals roofdieren die slagtanden ontwikkelen zoals de sabeltandtijger had, of in hetzelfde soort milieu leven, zoals rivieroevers, de savanne of de woestijn.
Kenmerken die zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, maar een vergelijkbare functie hebben, worden analoog genoemd. Organismen die geen familie van elkaar zijn kunnen gaandeweg toch sterk op elkaar gaan lijken door aanpassing als de leefomgeving en de omstandigheden overeenkomstig zijn. Convergentie is een homoplasie, een verschijnsel dat het onderzoek van evolutionaire verwantschap tussen taxa kan bemoeilijken, met name binnen een groep van verwante soorten.
Tegenover analogie staat homologie, waarbij verwante groepen vergelijkbare mechanismes hebben, die soms gaandeweg verschillende functies hebben gekregen. Zo zijn zowel de menselijke hand als de vleugel van vleermuizen ontwikkeld uit de voorpoten van een gemeenschappelijke voorouder. Zo kan divergente evolutie optreden waarbij nieuwe soorten ontstaan.