Dinocaridida Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Cambrium tot Midden-Devoon | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||
Assemblages van Dinocaridida (Anomalocaris, Opabinia, Pambdelurion en Kerygmachela) | |||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||
| |||||||||
Klasse | |||||||||
Dinocaridida Collins, 1996 | |||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||
Dinocaridida op ![]() | |||||||||
|
De Dinocaridida[1] zijn een voorgesteld fossiel taxon van uitgestorven geleedpotigen die bloeiden in het Cambrium met een beperkt voorkomen in het Ordovicium en Devoon. Gekenmerkt door een paar frontale aanhangsels en een reeks lichaamsflappen, komt de naam van Dinocaridida uit het Grieks, 'deinos' en 'caris' ('verschrikkelijke garnaal'), verwijzend naar de voorgestelde rol van sommige van deze leden als de grootste roofdieren op zee van hun tijd en de oude misvatting dat de frontal appendages garnalen waren. Dinocarididen worden in sommige literatuur af en toe de 'AOPK-groep' genoemd, aangezien de groep bestaat uit Radiodonta (Anomalocaris en verwanten), Opabiniidae (Opabinia en verwanten), Pambdelurion en Kerygmachela. Het taxon is hoogstwaarschijnlijk parafyletisch, met Kerygmachela en Pambdelurion basaler dan de groep van Opabiniidae, Radiodonta en andere geleedpotigen.