Bij de embryonale ontwikkeling van Amniota is de epiblast (ook bekend als het primitieve ectoderm) een van de twee verschillende kiemschijfcellagen die voortkomen uit de binnenste celmassa in de blastocyste van zoogdieren, of uit de blastula bij reptielen en vogels; de andere laag is de hypoblast. Het zorgt ervoor dat het eigenlijke embryo zich differentieert in de drie primaire kiembladen, ectoderm, mesoderm en endoderm, tijdens gastrulatie. Het amnionectoderm en het Extra-embryonaal mesoderm zijn ook afkomstig van de epiblast.
De epiblast vormt zich al in een zeer vroeg stadium uit het deel van de embryoblast dat tegen de trofoblast en dus tegen de baarmoederwand van de moeder ligt.[1] De kant van de embryoblast die naar de blastocystholte is gericht, differentieert daarentegen in de platcellige hypoblasten. De hypoblast vormt de dooierzak, die op zijn beurt het chorion vormt.
De epiblast bestaat uit een prismatisch epitheel dat de primaire vruchtwaterholte bekleedt die zich vormt tussen de epiblast en de trofoblast met de zogenaamde amnioblasten. Dit wordt dan de secundaire vruchtwaterholte.