Florimond Van Duyse | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Geboren | 4 augustus 1843 | |||
Geboorteplaats | Gent | |||
Overleden | 18 mei 1910 | |||
Overlijdensplaats | Gent | |||
Land | België | |||
Beroep | schrijver, componist | |||
Werk | ||||
Genre | volksliedjes | |||
Bekende werken | Het oude Nederlandsche lied (1903-1908) | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Florimond van Duyse (Gent, 4 augustus 1843 – Gent, 18 mei 1910) was een Vlaamse componist, schrijver en etnomusicoloog.
Florimond van Duyse was de oudste in het gezin van Prudens van Duyse en Sophie Wouters, dat vijf kinderen telde. Hij studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit Gent en volgde onderwijs aan het Gentse Conservatorium. Hij zette de poëtische missie van zijn vader voort en combineerde de passie van de musicologie en het toondichten met het beroep van krijgsauditeur. Hij zette zich in voor het gebruik van de moedertaal bij de militaire rechtspraak.
In 1873 behaalde hij een tweede prijs in het concours van de Prijs Van Rome voor muziekcompositie.
Gedurende zijn hele leven bestudeerde hij het Nederlandse lied in al zijn vormen: de Souterliedekens, het Antwerps liedboek, de Geuzenliederen, het Gruuthuse-handschrift en de eigentijdse compilaties van onder meer Edmond de Coussemaker, Jan Bols en Jan Frans Willems. Die laatste kreeg het hard te verduren in het voorwoord en de besprekingen van Van Duyse.
Meer lof had hij over voor de grondlegger van de Nederlandse etnomusicologie, Hoffmann von Fallersleben, omdat die zich wel beperkte tot het opnemen van de liederen zoals zij gezongen werden. Willems krijgt weliswaar enig respijt, omdat hij geen geschoold musicus was en toch pogingen ondernam om logische muziekvormen te voorzien bij de geleverde teksten. De voornaamste kritiek van Van Duyse was dat de correcties en wijzigingen niet als dusdanig waren gedocumenteerd. Het opnemen van verschillende versies met bronverwijzing, zou dan ook de maatstaf worden voor zijn magnum opus.
Florimond van Duyse componeerde een Nederlandstalige operette, Teniers te Grimbergen (libretto Prudens van Duyse, 1860) en de opera Rosalinde (tekst van Karel Versnaeyen, 1864). Hij zou twaalf opera's schrijven. Daarnaast schreef hij suites voor orkest, koren, cantates (zijn Torquato Tasso's dood uit 1873 won een Prix de Rome), liederen en volksliedbewerkingen. Hij organiseerde tevens door heel Vlaanderen "Liederavonden voor het volk". Hij zat ook een aantal keren in de jury van de Prix de Rome.