De Grote Turkse Oorlog (Duits: Großer Türkenkrieg, Turks: Kutsal İttifak Savaşları) was een van de Turkenoorlogen die de landen van Zuid- en Oost-Europa tegen de Osmaanse Turken hebben gevoerd. De strijd werd geleverd tussen het Ottomaanse Rijk en de Derde Heilige Liga, een christelijke alliantie van onder andere Oostenrijk, Polen-Litouwen en Venetië. De oorlog duurde van 1683 tot 1699. De oorlog was een gevolg van de energieke en agressieve politiek van de nieuwe Ottomaanse grootvizier Kara Mustafa. Aan het begin van de oorlog sloegen de Turken voor de tweede keer het Beleg voor Wenen. Wenen werd succesvol ontzet door de keizerlijke en Poolse troepen onder leiding van koning Jan Sobieski van Polen. De keizerlijke troepen begonnen een tegenoffensief in Hongarije en wisten het grootste gedeelte van dat land te veroveren. In 1686 sloot ook Rusland zich bij de alliantie aan en opende een tweede front langs de Zwarte Zee. De oorlog leidde tot een overwinning voor de Heilige Liga onder leiding van Karel V van Lotharingen en in 1699 werd de Vrede van Karlowitz getekend. Het Ottomaanse Rijk stond Hongarije af aan de keizer en de Peloponnesos aan Venetië. In 1700 sloot Rusland de Vrede van Constantinopel met de sultan, waarmee de oorlog tot een einde kwam.