De hals van een snaarinstrument is het deel tussen de kop met de stemmechanieken en de klankkast. Over de hals, die al dan niet voorzien kan zijn van fretten, lopen de snaren. De bovenkant van de hals waar de snaren boven gespannen zijn, noemt men bij zowel strijk- als tokkelinstrumenten de toets. Een toets kan echter verder doorlopen dan de hiel (het bevestigingspunt op de body of klankkast) van de hals. Bij de meeste strijkinstrumenten en sommige archtopgitaren zweeft het laatste deel van de toets boven de klankkast. Door met bepaalde greeptechnieken een of meer snaren tegen de toets te drukken wordt de lengte van het trillende deel van de betrokken snaar verkort, waardoor een hogere toon wordt voortgebracht.Naast de meest voorkomende vorm van muziekinstrumenten met slechts één hals zijn er ook instrumenten met twee of meer halzen.