De Hoge Orde van de Eer (Turks: "Nishani Ali Imtiyaz") werd door sultan 'Abdu'l-Hamid Khan II in 1879 gesticht[1] of hervormd. Er zijn voor zover bekend geen statuten vastgesteld.
Omdat in het autocratisch geregeerde Turkije van de sultans geen administratieve en staatsrechtelijke regelingen voor ridderorden bestonden, vaak ontbreken de statuten volledig, is er over Turkse onderscheidingen veel onduidelijkheid.
De oude Orde van de Eer had een enkele graad en een kostbaar, aan een rood lint met twee smalle groene strepen lint om de hals gedragen kleinood dat rond de keizerlijke tughra was opgebouwd. De nieuwe versierselen zijn heel anders, de dragers, nog steeds in een enkele graad, droegen nu een grote ster, een kleinood aan een grootlint en een kleinood aan een lint om de hals. Het lint is half rood en half groen waarbij de rode helft boven of rechts komt te liggen.
De orde was de hoogste onderscheiding van het Osmaanse rijk.
In het Topkapi zijn kleinoden van deze orde met de gekalligrafeerde handtekening, de tughra van Abdülhamit II bewaard. De versierselen zijn zeldzaam en zeer kostbaar[2]. De orde werd voor sociale verdiensten en verdienste als ambtenaar, politicus of militair toegekend. Ook hoogwaardigheidsbekleders in bevriende staten en leden van het Ottomaanse keizershuis werden in deze orde opgenomen.
Op een in 1911 gemaakte foto draagt de Ottomaanse kroonprins, prins Yusuf Izzedidin (1857-1916), de oudste zoon van Abdülaziz (1861-1876), een grote ster die werd geïdentificeerd als de oude ster van de Orde van de Eer[3]. Het is beslist niet de ster van de Hoge Orde van de Eer zoals deze na 1879 werd gedragen. Mehmet V werd wel met de orde gefotografeerd.
Volgens Gritzner werden de ster en het grootlint pas in 1886 ingesteld.