Jean-Paul Marat | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Portret van Marat door Joseph Boze, 1793
| ||||
Geboren | Boudry, vorstendom Neuchâtel, 24 mei 1743 | |||
Overleden | Parijs, 13 juli 1793 | |||
Partij | Montagnards | |||
Handtekening | ![]() | |||
Politieke functies | ||||
1793–1797 | Lid Nationale Conventie | |||
1792 | Voorzitter Jacobijnen | |||
1790–1793 | Lid Cordeliers | |||
|
Jean-Paul Marat (Boudry, 24 mei 1743 – Parijs, 13 juli 1793) was een in Zwitserland geboren arts, natuurkundige, sociaal filosoof, journalist en politicus ten tijde van de Franse Revolutie. Hij was een pleitbezorger van een democratische republiek die de zwakkeren bescherming zou verlenen. Met zijn vurige karakter en onbuigzame houding viel hij tegenstanders aan en stelde hij "vijanden van de revolutie" aan de kaak. Samen met Danton en Robespierre oefende hij in de Nationale Conventie grote invloed uit. Marat verspreidde zijn gedachtegoed via zijn krant L'Ami du Peuple en door publieke toespraken en essays. Zijn verbale agressie maakte hem populair bij het volk. Hij was een verbindende factor tussen de volkse sansculotten en de burgerlijke jakobijnen, een radicaal-linkse groepering. In hun conflict met de girondijnen was hij een leidende stem. Uiteindelijk werd Marat vermoord door de girondijnse sympathisante Charlotte Corday terwijl hij in bad zat. De moord leek te bevestigen dat het revolutionaire Frankrijk desintegreerde en was het sein voor de drastische uitzonderingsmaatregelen die de jonge republiek moesten verdedigen tegen interne en buitenlandse vijanden.[1] Na zijn dood werd hij korte tijd een held en martelaar van de Revolutie, tot Robespierre en vooral het Directoire deze cultus aan banden legden.