Kelderluik-arrest | ||
---|---|---|
Datum | 5 november 1965 | |
Partijen | The Coca-Cola Export Corporation t. Mathieu Duchateau | |
Instantie | Hoge Raad der Nederlanden | |
Rechters | F.J. de Jong, G.J. Wiarda, Ph.A.N. Houwing, Ch.J.J.M. Petit, C.H. Beekhuis | |
Adv.-gen. | M.S. van Oosten | |
Soort zaak | civiel | |
Procedure | cassatie | |
Wetgeving | 1401 BW (oud) | |
Onderwerp | onrechtmatige daad, gevaarzetting | |
Vindplaats | NJ 1966/136, m.nt. G.J. Scholten | |
ECLI | ECLI:NL:HR:1965:AB7079 |
Het Kelderluik-arrest[1] is een arrest van de Hoge Raad der Nederlanden, dat van groot belang is gebleken voor de juridische beoordeling van gevaarzetting in verband met aansprakelijkheid onrechtmatig doen of nalaten. In dit arrest geeft de Hoge Raad factoren voor de beoordeling of iemand maatregelen behoort te nemen om te voorkomen dat een bepaalde potentieel gevaarlijke situatie tot letsel leidt bij een ander.