De Latijnse school was vóór de 19e eeuw een in heel Europa wijdverbreid schooltype, dat leerlingen (uitsluitend jongens, afkomstig uit de hogere en middenklasse) voorbereidde op een religieus ambt of een studie aan een universiteit.
Destijds was het Latijn de taal van de wetenschap, de colleges op universiteiten werden in deze taal gegeven. Kennis van het Latijn was essentieel voor eenieder die hogere studies wilde verrichten. Het lesprogramma van de Latijnse school bestond daarom grotendeels uit Latijn. Andere vakken waren van marginale betekenis. Een leerling sloot de Latijnse school af met een schoolexamen, de zogeheten promotie. Die promotie gaf toegang tot de universiteit.[1]