In de muziektheorie is de limiet of harmonische limiet een getal om de samenklanken in een muziekstuk of muziekgenre te karakteriseren, of ook de samenklanken die met een bepaalde toonladder gemaakt kunnen worden. De term werd geïntroduceerd door Harry Partch, die het getal gebruikte om een bovengrens van de complexiteit van de samenklanken aan te geven; vandaar de naam. Hoe groter de limiet, hoe meer harmonisch complex en potentieel dissonant de intervallen ervaren worden. Een toonladder met een priemgetal als limiet heeft een kenmerkende klank die de muziek onderscheidt van andere toonladders.