Mathilde van Toscane | ||
---|---|---|
1046 - 1115 | ||
Markgravin van Toscane | ||
Periode | 1076 - 1115 | |
Voorganger | Beatrix | |
Opvolger | Koenraad | |
Gravin-gemalin van Verdun | ||
Periode | 1071 - 1076 | |
Voorganger | Godfried IV | |
Opvolger | Godfried V | |
Vader | Bonifatius III van Toscane | |
Moeder | Beatrix van Opper-Lotharingen |
Mathilde van Toscane (Mantua, 1046 - Bondeno di Roncore, 1115)[1], bijgenaamd la Grande Contessa ("de Grote Gravin"), was een van de machtigste en meest invloedrijkste vorsten in middeleeuws Italië.[2] Ze heerste over een uitgestrekt territorium in Noord-Italië dat zich uitstrekte over Toscane, Emilia, Romagna en delen van Lombardije. Tijdens de hervormingsbeweging in de Katholieke Kerk van de 11e eeuw steunde ze de pausen volledig met diplomatieke en militaire inzet. Toen de Investituurstrijd losbarstte, het conflict tussen de Heilig Roomse keizer en de paus over de benoeming van bisschoppen, bleef ze ook achter de paus staan en kwam daarbij lijnrecht tegenover haar leenheer, de Duitse keizer, te staan.[2] Toen ze in 1115 overleed liet ze een enorme erfenis na, maar ze kreeg geen kinderen en na haar dood zou het huis Canossa uitsterven en raakten haar bezittingen verdeeld tussen de keizer en de paus.