De mijnsluiting in de Nederlandse provincie Limburg in de jaren 1960 en 1970 begon met een historische toespraak van de toenmalige minister van Economische Zaken Joop den Uyl in de Stadsschouwburg van Heerlen op 17 december 1965. De nota die als basis diende voor deze toespraak is bekend geworden als de Eerste Mijnnota.[1]
Den Uyl, gesteund door commissaris van de Koningin Charles van Rooy en Frans Dohmen, voorzitter van de Nederlandse Katholieke Mijnwerkersbond (NKMB), gaf in deze toelichting aan dat de Limburgse mijnen -zowel de staatsmijnen als de particuliere mijnen- binnen tien jaar allemaal zouden worden gesloten. De minister deed hierbij de belofte dat geen sluitingen zonder vervangende werkgelegenheid zou volgen. Desondanks vervielen door het sluiten van de mijnen op den duur 45.000 directe, en zo'n 30.000 indirecte, arbeidsplaatsen.