Systeem Periode |
Serie Tijdvak |
Etage Tijdsnede |
Ouderdom (Ma) | |
---|---|---|---|---|
Kwartair | Pleistoceen | Gelasien | jonger | |
Neogeen | Plioceen | Piacenzien | 2,58–3,600 | |
Zanclien | 3,600–5,333 | |||
Mioceen | Messinien | 5,333–7,246 | ||
Tortonien | 7,246–11,62 | |||
Serravallien | 11,62–13,82 | |||
Langhien | 13,82–15,97 | |||
Burdigalien | 15,97–20,44 | |||
Aquitanien | 20,44–23,03 | |||
Paleogeen | Oligoceen | Chattien | ouder | |
Indeling van het Neogeen volgens de ICS.[1] |
Het Mioceen (Grieks: μείων (meiōn) = minder; καινός (kainós) = nieuw) is een tijdperk in de geologische tijdschaal, dat duurde van 23,03 tot 5,333 miljoen jaar geleden (Ma). Het Mioceen volgt op het Oligoceen en wordt gevolgd door het Plioceen.[2]
Door de verder gaande evolutie van grassen en kruiden op het land konden graslanden zich op gematigde breedte verspreiden. In de zee verspreidden de kelpwouden zich. Kleine gewervelde dieren diversificeerden en er verschenen verschillende soorten grote zoogdieren (een zogenaamde megafauna), waarvan veel tegenwoordig uitgestorven zijn. Ondertussen ging gebergtevorming in de Himalaya, de Alpen en aan de westelijke rand van Noord- en Zuid-Amerika door.