De modus is voor een frequentieverdeling de waarde of waarnemingsklasse met de grootste frequentie, of anders gezegd, de waarde of klasse die het meest voorkomt. De twee andere meest gebruikte centrale waarden of centrummaten zijn de mediaan en het rekenkundig gemiddelde. De modus is ook voor een kansverdeling gedefinieerd, dus voor een kansfunctie of kansdichtheid en wel als de waarde met de grootste kans of kansdichtheid.
Heeft een verdeling een, twee of meer modi, dan noemt men de verdeling unimodaal, bimodaal of multimodaal.
De modus is zinvol wanneer de meet- of waarnemingsresultaten om een centrale waarde verspreid liggen. Bij een symmetrische verdeling ligt de modus dicht bij het gemiddelde en de mediaan, bij een scheve verdeling niet.
Het voordeel van de modus ten opzichte van het rekenkundige gemiddelde is dat de modus ook bij ordinale en zelfs nominale verdelingen kan worden gebruikt en over het algemeen iets eenvoudiger is te bepalen.