Mond-op-mondbeademing is een vorm van kunstmatige ademhaling, die als eerste hulp kan worden toegepast bij iemand die zelf niet meer in staat is te ademen. Na het openen van de luchtweg door middel van de kinlift blaast men het slachtoffer lucht in de longen, zodat diens bloed toch van zuurstof wordt voorzien. Bij voorkeur beademt men met een hulpmiddel, zoals een beademingsmasker of -doekje, om wederzijdse besmetting zo goed mogelijk te voorkomen.
In sporadische gevallen bij volwassenen past men mond-op-neusbeademing toe. Kleine kinderen en baby's worden beademd met de zogenaamde mond-op-mond/neus beademing, waarbij men zowel door de mond als neus beademt.
Indien er sprake is van een verslikking en het slachtoffer is zelfstandig in staat om het belemmerende voorwerp uit te hoesten, dan spreekt men van een effectieve hoest. Bij een niet-effectieve hoest is er sprake van een gedeeltelijk belemmerde luchtweg, het slachtoffer is niet in staat om het belemmerende voorwerp uit te hoesten. Bij een geheel belemmerde luchtweg is er geen (stem)geluid mogelijk, immers er stroomt geen lucht langs de stembanden.
Het onvermogen om zelf te ademen kan verschillende oorzaken hebben: