Monolatrie (Grieks: monos, "alleen", latreia, "dienst") is een, vooral wetenschappelijke, term die wordt gebruikt om een religieuze praktijk aan te duiden waarbij slechts één godheid wordt vereerd. De term monolatrie wordt vooral toegepast in een polytheïstische context, waarin het voorkomen van verschillende goden niet wordt betwijfeld, maar waarbinnen bepaalde groepen overgaan tot het aanbidden van één god uit de veelheid van goden.
Deze term is vooral gevormd om tegenwicht te bieden aan het historisch betwijfelbare idee, dat al in het Israël van de oudheid het idee bestond dat er maar één God is, het zogenaamde monotheïsme. Deze gedachte komt namelijk niet uit de oudere lagen van de Hebreeuwse Bijbel naar voren. Israëls godheid, JHWH, is, zo komt uit deze teksten naar voren, een jaloerse godheid die het niet duldt dat door zijn aanbidders ook andere goden aanbeden worden. Dat de Israëlieten ervan uitgingen dat deze andere goden wel degelijk bestonden, blijkt onder andere uit de diverse teksten waarin van het volk wordt gezegd dat het daadwerkelijk overgaat tot het aanbidden van deze goden, zoals de vruchtbaarheidsgod Baäl. Bovendien zou ook uit archeologische vondsten naar voren komen dat de monolatrie onder de Israëlieten geen universeel verschijnsel was, hoezeer het door de Bijbelse profeten ook gewenst mocht worden.