Nederlandse excuses voor het koloniale verleden betreffen zowel het Nederlandse slavernijverleden als oorlogsmisdaden begaan in de Nederlandse koloniën. De excuses vloeien voort uit een maatschappelijk debat in het Koninkrijk der Nederlanden over de rol die met name de staat en haar institutionele voorgangers –waaronder de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, de Vereenigde Oostindische Compagnie (VOC), de West-Indische Compagnie (WIC), de Bataafse Republiek, het Koninkrijk Holland en het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL)– hebben gespeeld in de wandaden die zijn gepleegd in de gekoloniseerde gebieden van de 17e tot en met de 20e eeuw.
Excuses voor het slavernijverleden spitst zich met name toe op Nederlands-Guiana (vooral de kolonie Suriname) en het Caraïbisch gebied (Curaçao en Onderhorigheden), terwijl excuses voor koloniale oorlogsmisdaden over het algemeen meer gaan over Nederlands-Indië (het huidige Indonesië). In de 21e eeuw hebben verschillende Nederlandse overheidsinstanties en -vertegenwoordigers excuses aangeboden voor verschillende aspecten van het Nederlandse koloniale bewind in West-Indië, Oost-Indië en elders (zoals de Kaapkolonie).
Op mogelijke acties die uit excuses zouden moeten voortvloeien gaat dit artikel niet verder in. Dat kan gaan om financiële compensaties voor nabestaanden, maar ook om acties op het gebied van dekoloniaal onderwijs en de omgang met het koloniale materiële en immateriële culturele erfgoed, waaronder standbeelden en straatnamen en de invulling van musea, nieuwe landelijke herdenkings- of feestdagen, nieuwe rituelen, etc. Ook dit is voortdurend in maatschappelijke discussie.