Nederlandse volksdansen zijn de in meer of mindere mate traditionele dansen zoals die vroeger (voor de tijd van de radio) in Nederland door het volk uitgevoerd werden. Tegenwoordig worden er nog steeds volksdansen bijgemaakt. Het betreft dan nieuwe dansen (patronen) die gebruikmaken van de stijl van de authentieke dansen, op oude of nieuw gecomponeerde volksmuziek.
Nederlandse volksdans wordt door velen geassocieerd met klompendansen. Wie weleens op klompen heeft proberen te dansen weet dat dat in de praktijk bijzonder veel beperkingen voor soepel bewegen met zich meebrengt. Men danste soms wel op klompen, maar meestal danste men op schoenen.
In de oostelijke provincies werden de oude dansen, zoals ze wel genoemd werden, nog tot ver in de twintigste eeuw gedanst. Bekende dansen waren de Driekusman, de Hoksebarger of wat modernere dansen als de Veleta, de Kruispolka en de Spaanse Wals. Die dansen werden begeleid door een speelman die dansen meenam uit het aangrenzende Duitsland (Westfalen, Nedersaksen). Speellieden speelden meestal viool, maar na 1900 meestal trekzak of weer later accordeon.
In de vissershavens langs de Noordzeekust en de voormalige Zuiderzee, bijvoorbeeld in Friesland, danste men dansen als de Skotse Trije, Skotse Fjouwer, Horlepiep, Hakke Toone, of Gort met Stroop, dansen die sterk beïnvloed waren door dansen uit Schotland en Engeland.
Nederlandse volksdansgroepen zijn ruwweg in drie categorieën onder te brengen:
Een nieuwe ontwikkeling in Nederland sinds het laatste decennium van de 20e eeuw is de uit Vlaanderen overgewaaide balfolk; hier gaat het niet zozeer om dansgroepen, als wel om open dansavonden met eenvoudig aan te leren dansen uit Noordwest-Europa. Vooralsnog worden hier vrijwel geen specifiek Nederlandse volksdansen gedanst.