Een Nederlandse wet in formele zin is een besluit dat tot stand komt volgens de procedure van artikelen 81 tot en met 88 van de Grondwet,[1] wat betekent dat het een besluit is van de regering en de Staten-Generaal samen. De regering wordt gevormd door de Koning en de ministers (art. 42 Grondwet), terwijl de Staten-Generaal (het parlement) bestaat uit de Tweede en de Eerste Kamer. Gezamenlijk worden die de formele wetgever genoemd. Er is dus geen strikte scheiding tussen wetgevende en uitvoerende macht.
Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden geeft regels omtrent het proces van de totstandkoming en afkondiging van rijksregelgeving. Deze rijkswetten gelden voor de vier landen van het Koninkrijk: Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Door beide Kamers aangenomen wetsvoorstellen (in formele zin) die door de Koning zijn bekrachtigd worden gepubliceerd in het Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden. Voor de andere landen van het Koninkrijk ook in het publicatieblad van die landen. Pas na deze bekendmaking kan een wet in werking treden.
Wetten in formele zin zijn te onderscheiden in:
De term wet in materiële zin betekent, afhankelijk van de gehanteerde definities, min of meer hetzelfde als algemeen verbindend voorschrift. Hieronder wordt met "wet" een wet in formele zin bedoeld.