Bij negatief parlementarisme kan een regering blijven regeren zolang er geen parlementaire meerderheid tegen haar is. Een machtswisseling treedt op wanneer de oppositie een meerderheid verwerft na verkiezingen of wanneer er een motie van wantrouwen wordt aangenomen. Het fenomeen ligt ten grondslag aan de blokpolitiek in Scandinavië en werd voor het eerst beschreven in 1993 door de Zweedse politicoloog Torbjörn Bergman.[1]
In tegenstelling tot positief parlementarisme, dat na elke verkiezing expliciete steun van een parlementaire meerderheid vereist, biedt negatief parlementarisme vrijheid in de relatie tussen regering en oppositie.[2] Het zorgt voor de stabiliteit die minderheidsregeringen mogelijk maakt en bevordert flexibele samenwerking doordat regeringen per voorstel wisselende meerderheden kunnen vinden in het parlement.[3] Het systeem draagt bij aan inclusieve besluitvorming en diverse democratische beleidsrepresentatie. De balans tussen beide systemen wordt beïnvloed door historische, culturele en institutionele factoren, wat leidt tot unieke politieke dynamieken die variëren per land.[4]