Ober-Ost (afkorting van Oberbefehlshaber der gesamten deutschen Streitkräfte im Osten) is een Duitse term voor de hoogste commandant van de gezamenlijke Duitse troepen in het oosten tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de praktijk verwijst het niet alleen naar de hoge commandant zelf, maar ook naar de heersende militaire staf en het gebied dat ze bezetten aan het Oostfront. Na de Vrede van Brest-Litovsk beheersten de Duitse troepen de gouvernementen Estland, Lijfland, Koerland, Kovno, Vilno, Suvalki en Grodno en kleine delen van de gouvernementen Sint-Petersburg en Pskov, ofwel de huidige landen Estland, Letland en Litouwen en delen van Rusland, Wit-Rusland en Polen. Het kaartje laat de toestand zien vóór september 1917, toen de Duitsers verder naar het noorden optrokken en Riga bezetten.
De entiteit Ober-Ost werd in 1914 opgericht en de eerste opperbevelhebber was Paul von Hindenburg met Erich Ludendorff als stafchef. Op 29 augustus 1916 namen Hindenburg en Ludendorff de Oberste Heeresleitung, het opperbevel over het complete Duitse leger, op zich. Toen kreeg Leopold van Beieren het bevel over de troepen aan het Oostfront met Max Hoffmann als stafchef.