De oliecrisis van 1973 of olieboycot van 1973, ten onrechte ook wel de eerste oliecrisis genoemd,[1] betrof een wereldwijd opzettelijk gecreëerd tekort aan aardolie. De crisis werd veroorzaakt door een aantal politieke acties van de Arabische olieproducerende landen, gericht tegen het Westen.
De Arabische landen verhoogden de olieprijs met 70% en verminderden de olieproductie elke maand met 5%, zodat de prijs per vat explosief steeg. Tegen een aantal landen die Israël direct hadden gesteund bij de Jom Kipoeroorlog werd bovendien een volledige olieboycot ingevoerd. De Verenigde Staten, Nederland en een aantal andere West-Europese landen waren de voornaamste doelwitten van deze boycot. Verder werden ook landen als Japan en Canada getroffen. De oliecrisis met haar stijgende olieprijzen leidde tot een aanbodschok, die wereldwijd grote invloed op de economie had, omdat zoveel economische sectoren van olie afhankelijk waren. De crisis leidde tot stagflatie – een combinatie van stagnatie en inflatie. De boycot werd beëindigd in 1974 na onderhandelingen tijdens de Washington Energy Conference.
In 1979 ontstond een tweede oliecrisis, ook wel aangeduid als de oliecrisis van 1979, toen de sjah van Perzië Mohammad Reza Pahlavi tijdens de Iraanse Revolutie moest vluchten.