De onzichtbare hand is het zelfregulerende effect van een markt waar iedereen slechts eigenbelang nastreeft, maar daarmee collectief welvaart weet te creëren.
Het idee van een onzichtbare hand komt drie maal voor in het werk van de Schotse filosoof en econoom Adam Smith. In een van de gevallen, in zijn boek The Wealth of Nations, verwijst de uitdrukking naar het effect dat het najagen van eigenbelang door kapitalisten het algemeen belang dient, doordat zij de nationale productie verhogen en zo de collectieve rijkdom van een land vergroten.[1] De andere twee keer heeft de uitdrukking andere betekenissen.
Bij latere auteurs verwijst de onzichtbare hand naar een scala aan economische effecten: het vermogen van de vrije markt om collectieve welvaart te scheppen, de vorming van prijsevenwicht op een dergelijke markt, een bredere notie van het scheppen van sociale orde door het najagen van eigenbelang, het concurrentieprincipe, het wederzijds voordeel dat besloten ligt in handel, etc.[2]