Irakoorlog | ||
---|---|---|
![]() | ||
Voor de oorlog | ||
Invasie | ||
Na de oorlog | ||
Overige | ||
|
Sinds de Amerikaanse inval in 2003 vindt in Irak hevig en gewelddadig verzet plaats, in eerste instantie tegen het nieuwe gezag van de Stabilisation Force Iraq en later tegen de regering van Irak. De toestand was vooral tot 2007 zo ernstig dat westerse media en de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Kofi Annan spreken van een burgeroorlog.[1] De Amerikaanse en Iraakse regering zijn het met deze kwalificatie niet eens.
Aanvankelijk waren bijna alle actieve opstandelingen binnen- en buitenlandse soennitische Arabieren. De soennitisch-Arabische bevolking, 20 procent van de Irakezen, domineerde tot de val van Saddam Hoessein het regime van de republiek. Het aandeel van de sjiieten in het geweld tegen de vermeende bezetter was in eerste instantie minder, maar is de afgelopen tijd groter geworden. Na 2007 werd het rustiger in Irak, maar aanslagen bleven plaatsvinden. Het gebied in het uiterste noorden, waar het Koerdische zelfbestuur een grondwettelijke status kreeg, werd echter nauwelijks door geweld getroffen. In 2008 nam het aantal aanvallen van gewapende groeperingen af, maar er bleven maandelijks honderden doden vallen door geweld. Zowel in 2010 als in 2011 vielen er nog ruim 4000 burgerslachtoffers in Irak. Volgens afspraak verliet het Amerikaanse leger Irak in december 2011. De Iraakse regering was hierna echter niet in staat het geweld te beteugelen, waarvan de Islamitische Staat in Irak en de Levant (ISIL) gebruik kon maken. In 2014 was ISIL zo machtig geworden, dat de situatie escaleerde tot een volledige burgeroorlog.