De geschiedenis van de Orde van Sint-Josef (Italiaans: "Ordine del Merito sotto il titolo di S. Giuseppe"), zou teruggaan op een stichting in 1514 maar in ieder geval werd de ridderorde op 19 maart 1807 door Ferdinand III, Groothertog van Würzburg vernieuwd of ingesteld. De Groothertog was door Napoleon I gedwongen om zijn Groothertogdom Toscane te ruilen voor het kort daarvoor geseculariseerde Hertogdom Franken dat eeuwenlang door de Vorst-Bisschoppen van Würzburg was geregeerd. Napoleon voegde Toscane bij zijn Koninkrijk Etrurië. In 1814 werden de Fransen uit Toscane verdreven en werd de Groothertogelijke troon hersteld. De orde werd sinds dat jaar tot de ridderorden van Toscane gerekend.
Sinds 1817 bestond de orde uit drie graden en zij werd verleend voor verdienste. Het Grootkruis was gereserveerd voor leden van voorname, bedoeld is adellijke, geslachten, het commandeurskruis verleende erfelijke adeldom en het ridderkruis persoonlijke adeldom. Alle ridders moesten katholiek zijn.
De Groothertog en de erfgroothertog mochten hun kleinood en ster met edelstenen laten bezetten, anderen was dat niet toegestaan.