Otto IV van Wittelsbach

Otto IV van Wittelsbach (ca. 1090 - 4 augustus 1156) was een zoon van Ekkehardt I van Scheyern-Wittelsbach. Hij was graaf van Wittelsbach en Lengenfeld, en paltsgraaf van Beieren. Daarnaast was Otto voogd van Freising, de abdij van Sankt Ulrich en Afra in Augsburg, de Niedermünster in Regensburg, Kühbach en Mallerdsdorf. Hij erfde daarnaast het kasteel Habsberg bij Velburg. Otto stichtte de kloosters van Ensdorf in 1121 (als familieklooster) en het klooster van Indersdorf in 1124 (als boetedoening, in opdracht van paus Calixtus II). Omdat Otto het nieuwe kasteel Wittelsbach in gebruik nam, gaf hij het oude slot Scheyern ook in gebruik aan de benedictijnen voor een abdij in 1123, de latere abdij van Scheyern.

In 1150 voelde Otto zich beledigd door een tekst van bisschop Otto van Freising (een beroemd historicus) over zijn voorouders. Hij ging verhaal halen tijdens de hoogmis in de dom van Freising en misdroeg zich daarbij zodanig dat hij en zijn zonen werden geëxcommuniceerd. Als gevolg daarvan belegerde keizer Koenraad III van Hohenstaufen hem in 1151 in hun burcht Kelheim. Otto moest zich overgeven en zijn zonen als gijzelaar overdragen. In 1152 overleed Koenraad en zijn opvolger Frederik I van Hohenstaufen sloot vrede met Otto en herstelde hem in zijn rechten.

Otto en zijn vrouw zijn begraven in Ensdorf.


From Wikipedia, the free encyclopedia · View on Wikipedia

Developed by Nelliwinne