De term panslavisme (ook wel pan-slavisme) dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw en werd voor het eerst gebruikt door de Hongaar Ján Herkel, die een verenigde Slavische taal vormde met verschillende dialecten.[1] Daarnaast zijn verschillende auteurs en critici bezig geweest met het panslavisme. De Slowaakse dichter Ján Kóllar heeft bijvoorbeeld wezenlijk bijgedragen aan de formuleringen van dit concept.[2]
Het begrip panslavisme wordt door menig man gebruikt om de creatie van politieke en culturele eenheid van alle Slavische volkeren aan te duiden.[1] Echter bestaat er een misvatting dat voorstanders van Slavische eenheid noodzakelijk een gezamenlijke staat wilden stichten.[3] De eerste grote politieke stap, het pan-Slavische congres in 1848, ontstond in de geest van de Slavische wederopleving.[4]
Oorspronkelijk oriënteerde het panslavisme, dat alle Slavische volkeren in eenheid verbonden wilde zien, zich op Rusland.[4] Rusland was immers sterk genoeg om weerstand te bieden aan de in de 19e eeuw ingezette politiek van germanisering (in vooral Oostenrijk-Hongarije) van de Slavische volkeren.[4]
De term panslavisme bloeide opnieuw op na de Eerste Wereldoorlog, met de stichting van Tsjecho-Slowakije en Joegoslavië.