Een pesthuis was een huis waar lijders aan pest en andere besmettelijke ziektes naartoe werden gezonden zodat ze konden worden afgezonderd van de rest van de stadsbewoners. De meeste pesthuizen in Nederland en Vlaanderen werden in de 16e en 17e eeuw gebouwd.[1] Na de laatste pestepidemieën in Europa eind 17e eeuw verloren de pesthuizen hun functie.
Oorspronkelijk werden lijders aan pest geïsoleerd in hun eigen woning. Ze mochten alleen naar buiten als ze een witte vlag of stok droegen, zodat ze herkenbaar waren. Na de middeleeuwen kreeg men door dat het effectiever was om pestlijders samen te brengen in aparte gebouwen buiten de stadsmuren, en ontstonden de eerste pesthuizen.
Allerlei zieken werden naar het pesthuis gebracht, waaronder lijders aan pest, lepra en andere besmettelijke ziektes, maar ook geestelijk zieken. Het was een voorloper van het ziekenhuis, maar door de slechte hygiëne en verzorging werden de patiënten meestal eerder slechter dan beter.[2]
Het pesthuis lag doorgaans buiten de stadsmuren. Vaak moest het pesthuis verplaatst worden als de stad groeide en het pesthuis weer binnen de stadsgrenzen kwam te liggen. In Amsterdam bijvoorbeeld verhuisde het pesthuis van de oorspronkelijke locatie in de binnenstad naar de Overtoom, buiten de stadspoorten. Pestlijders werden met de "pestschuit" via de Pestsloot (de huidige Bosboom Toussaintstraat) naar het pesthuis gebracht.[2][3]