De Pikmeerarresten zijn twee gerelateerde arresten van de Nederlandse Hoge Raad (HR 23 april 1996, NJ 1996/513 en HR 6 januari 1998, NJ 1998/367). De arresten betreffen de vraag of, en in welke gevallen, provinciale en gemeentelijke overheden en hun ambtenaren strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.
In het eerste arrest — Pikmeer I —[1] werd de (gedeeltelijke) strafrechtelijke immuniteit van lagere overheden uitgebreid naar functionarissen van die overheden. Die immuniteit, zowel voor de overheden zelf als voor werknemers en contractanten, gold alleen voor strafbare feiten begaan bij de uitvoering van specifieke overheidstaken, taken die bij wet aan die overheid waren opgedragen. Dit arrest werd niet positief ontvangen. Zo vreesde de Tweede Kamer dat het nu vrijwel onmogelijk zou worden lagere overheden ter verantwoording te roepen wanneer de politieke en bestuurlijke middelen daarvoor geen soelaas boden.
In het tweede arrest — Pikmeer II —[2] werd de immuniteit van lagere overheden beperkt: deze zou voortaan alleen gelden wanneer de betreffende overheidstaak een exclusieve overheidstaak was, die niet door derde partijen op gelijke voet zou kunnen worden uitgevoerd.