Plantenparasitaire aaltjes zijn rondwormen, die op planten parasiteren. Plantenparasitaire aaltjes hebben een stilet, waarmee ze de plantencellen aanprikken en vervolgens leegzuigen.
Vele plantenparasitaire aaltjes kunnen als er geen plantengastheer aanwezig is, zich ook op schimmelweefsel voortplanten, zoals Aphelenchoides-soorten en de dennenhoutnematode. Laboratoriumtests hebben aangetoond dat Botrytis cinerea en veel Rhizoctonia-soorten gunstige schimmels zijn voor de groei en voortplanting van het chrysantenbladaaltje. Deze schimmels worden ook gebruikt om andere Aphelenchoides-soorten te kweken en te vermeerderen.[1]
Palaeonema phyticum is het oudst bekende aaltje, die in het vroege Devoon voorkwam. Het aaltje parasiteerde Aglaophyton major.[2]
Er zijn vrijlevende aaltjes, zoals de wortellesieaaltjes en aaltjes die in de plant leven, zoals de wortelknobbelaaltjes.
Plantenparasitaire aaltjes veroorzaken schade aan de wortelweefsels, inclusief de vorming van zichtbare gallen, zoals de wortelknobbelaaltjes. Er is oogstderving door een slechtere groei van het gewas. Vaak ontstaan er valplekken, dat zijn plekken met een slechtere groei door de plaatselijk hogere aantallen aaltjes.
Verschillende planten parasitaire aaltjessoorten, zoals het maïswortelknobbelaaltje en het bedrieglijk maiswortelknobbelaaltje, behoren tot de quarantaine organismen.
Plantenparasitaire aaltjes omvatten verschillende groepen, die ernstige gewasverliezen veroorzaken. De meest voorkomende geslachten met plantenparasitaire aaltjessoorten zijn: