Plasticiteit is de eigenschap van een materiaal op plastische of ductiele wijze te vervormen of deformeren als gevolg van mechanische spanning. Het is in de materiaalkunde en natuurkunde (continuümmechanica) het type vervorming waarbij een materiaal permanent vloeit en vervormt. Plasticiteit is het vermogen van een vast materiaal om permanente vervorming te ondergaan, een niet-omkeerbare vormverandering als reactie op uitgeoefende krachten. Bijvoorbeeld, een massief stuk metaal dat wordt gebogen of in een nieuwe vorm wordt geslagen, vertoont plasticiteit omdat er permanente veranderingen optreden in het materiaal zelf. In de materiaalkunde staat de overgang van elastisch gedrag naar plastisch gedrag bekend als de vloeigrens, er wordt ook wel gezegd dat het materiaal begint te "vloeien".
Plasticiteit is dan ook niet hetzelfde als elasticiteit, dat iets zegt over de omkeerbare vervorming van een materiaal. Vervorming vindt plaats als een kracht op het materiaal wordt uitgeoefend (bijvoorbeeld druk- of trekkracht). Bij plastische vervorming raakt de vervorming niet vanzelf ongedaan als deze kracht wordt weggenomen, in tegenstelling tot elastische vervorming. Plastische vervorming gaat vaak samen met elastische vervorming; in dat geval is bij het wegnemen van de kracht slechts een deel van de vervorming blijvend.
Plastische vervormingen hebben groot technisch belang in de productietechniek: walsen, dieptrekken, smeden, extruderen of draadtrekken zijn voorbeelden van plastische vervormingen. In het ontwerp van staalconstructies kan het optreden van plastische vervorming meegenomen worden in de constructieberekening, en daarmee mede bepalend zijn voor de vereiste dimensionering.[1]