Het Pommerenoffensief (Russisch: Восточно-Померанская наступательная операция) was een strategische operatie van het Rode Leger aan het oostfront in de eerste maanden 1945. De aanwezigheid van Duitse strijdkrachten in het zogenaamde Baltische balkon betekende een bedreiging voor de noordflank van de geplande aanval op Berlijn. Begin februari 1945 besliste Stavka dat eerst deze dreiging moest worden vernietigd voor de aanval op de Duitse hoofdstad kon beginnen. Vanaf 24 februari 1945 tot 4 april 1945 werd de Wehrmacht verdreven uit Pommeren en de Duitse strijdkrachten moesten zich terugtrekken achter de Oder. Aanvankelijk was enkel het 2e Wit-Russische Front onder leiding van maarschalk Konstantin Rokossovski belast met de aanval, maar na de Duitse tegenaanval bij Arnswalde, kreeg ook het 1e Wit-Russische Front, van maarschalk Georgi Zjoekov de opdracht de Duitse strijdkrachten uit Pommeren te verdrijven.
Het verlies van deze provincie, en vooral van de havenstad Danzig betekende een zware slag voor het Duitse moreel.