Een rabbijn of rabbi (Aramees: רַבִּי, rabī, Jiddisch: רבה, Rebeh) is een joodse geleerde die een expert is op het gebied van de halacha, de joodse wet. 'Rabbi' is een oud-Hebreeuwse term voor leraar. De moderne Hebreeuwse naam is רב, 'rav' wat letterlijk 'veel' of 'groot' betekent. 'Rabbi' in huidig Hebreeuws betekent Mijn meerdere / leraar'.
De term rabbijn wordt tegenwoordig algemeen gebruikt om de spirituele leider van een synagoge aan te duiden. Zijn voornaamste rol is die van spiritueel raadgever, leraar, kenner van de joodse wet en vandaaruit de persoon die geschillen aangaande de joodse wet beslist. Een rabbijn die zitting neemt in een Beet Dien (een joodse rechtbank) is vergelijkbaar met een rechter. Een rabbijn functioneert soms ook als chazan (voorzanger) in de synagoge en/of als ba'al koree (voordrager van de wekelijkse Thoralezing).[1]
Veel joden die de studie tot rabbijn hebben afgerond, zijn niet als religieus leider werkzaam. De titel rabbijn is een academische en eretitel, vergelijkbaar met een doctorale graad. In formele zin duidt de titel alleen het bereiken van een niveau van studie aan, niet een beroep.