Religieus nationalisme kan op verschillende manieren worden begrepen, zoals nationalisme als een op zichzelf staande religie, een standpunt verwoord door Carlton Hayes in zijn boek Nationalism: A Religion, of als de relatie tussen nationalisme en een specifiek religieus geloof, dogma, ideologie of verbondenheid ermee. Deze relatie kan worden onderverdeeld in twee aspecten: de politisering van religie en de invloed van religie op politiek.
In het eerste aspect kan een gedeelde religie bijdragen aan een gevoel van nationale eenheid, een gemeenschappelijke band onder de burgers van de natie. Een ander politiek aspect van religie is de ondersteuning van een nationale identiteit, vergelijkbaar met gedeelde etniciteit, taal of cultuur. De invloed van religie op politiek is meer ideologisch, wanneer geldende interpretaties van religieuze ideeën aanzetten tot politiek activisme en actie; bijvoorbeeld, dat wetten worden aangenomen om strengere religieuze naleving te bevorderen.
Ideologisch gedreven religieus nationalisme hoeft op zich niet per se gericht te zijn tegen andere religies, maar kan een duidelijk uitgesproken antwoord zijn op moderniteit en met name op seculier nationalisme. Sterker nog, religieus nationalisme kan zichzelf presenteren als de tegenhanger van seculier nationalisme. Naties waarvan de grenzen relatief recent zijn of die met kolonialisme te maken hebben gehad, zijn mogelijk vatbaarder voor religieus nationalisme, wat kan worden gezien als een meer authentieke of "traditionele" weergave van hun identiteit. Zo was er wereldwijd een opkomst van religieus nationalisme na het einde van de Koude Oorlog, maar ook als gevolg van postkoloniale politiek (een confrontatie met aanzienlijke ontwikkelingsuitdagingen, maar ook een moeten omgaan met de realiteit van koloniaal gedefinieerde, en daarom enigszins kunstmatige, grenzen). In zo'n scenario kan het beroep op een nationaal identiteitsgevoel dienen om regionale spanningen te overstemmen.
Het gevaar is dat wanneer een staat zijn politieke legitimiteit ontleent aan het naleven van religieuze doctrines, hiermee een opening geboden kan worden aan religieuze elementen, instellingen en leiders, die met een beroep op religie dit meer 'authentiek' kunnen maken door theologische interpretaties explicieter in het politieke leven in te brengen. Dus: het beroep op religie als een kenteken van etniciteit creëert een opening voor meer uitgesproken en ideologische interpretaties van religieus nationalisme. Veel etnisch en cultureel nationalisme bevat religieuze aspecten, maar eerder als een kenmerk van groepsidentiteit dan als een intrinsieke motivatie voor nationalistische claims.