Het reukaltaar (Hebreeuws: הַקְּטֹֽרֶת מִזְבַּח, mizbeach qetoreth[1]), gouden altaar of binnenaltaar was volgens de Hebreeuwse Bijbel een van de twee altaren die behoorden tot de uitrusting van de tabernakel. Het reukaltaar stond binnen in de tent, in tegenstelling tot het brandofferaltaar. Het reukaltaar werd gebruikt om wierook te verbranden, en was een belangrijk voorwerp binnen de Israëlitische eredienst.