Rostam (Perzisch: رستم) (van rastam, ontsnapt) is de grote Perzische held uit de Sjahnama van de dichter Ferdowsi (10e eeuw).
Hij draagt een uitrusting van tijgervel en zijn roemrijke ros heet Rakhsh. Hij is de zoon van Zal-Dastan de magiër (met het witte haar) en Rudabeh, de prinses van Kabul. Zal is de zoon van Sam, de zoon van Nariman, de zoon van Kariman, de zoon van Hushang. Rudabeh is de dochter van Mehrab, de sjah van Kabol en een afstammeling van Zahhak. Rostam komt van Zabolistan (Provincie Zabul, Zuid-Afghanistan). In de Shahnameh worden zijn avonturen uitvoerig verteld: het temmen van zijn ros Rakhsh, het doden van sjah Manuchehrs witte olifant, zijn strijd met Esfandyar en redding door de Simurgh, de expeditie naar Mazanderan (waar hij zijn sjah Kay Kavus moet redden uit de handen van de Divs, de demonen), bekend als Rostams Zeven Werken (Haft Khan-e Rostam), de strijd met zijn eigen zoon Sohrab en zijn einde door zijn halfbroer Shaghad.
Sohrab is een zoon van Rostam bij Tahmineh, de prinses van Samangan. Verder heeft Rostam een dochter Banu Goshasp en zoon Faramarz. Zavareh is Rostams broer.