De Schoolwet van Johannes van der Palm bracht vanaf 1801 het lager onderwijs in Nederland binnen de invloedssfeer van het landsbestuur. Naar beginselen van de Verlichting werd klassikaal niet-leerstellig onderwijs onder toezicht van schoolopzieners de norm. De opvoeding naar christelijke deugden was als tweede doelstelling op den duur niet houdbaar. Over het beleid dat te voeren was voor de organisatie van het nationaal onderwijs ontstond een langdurige strijd, de schoolstrijd, die het onderwijs uiteindelijk opdeelde in neutraal openbaar onderwijs en bijzonder onderwijs volgens de leer van protestanten en katholieken. De verschillende fasen in dit bestuurlijk proces zijn af te lezen in de verschillende achtereenvolgende schoolwetten, van 1857, 1878, 1890 en 1920.
De voorlopig laatste schoolwet voegde in 1985 het kleuteronderwijs bij het basisonderwijs, maar liet met zijn schoolwerkplannen weinig ruimte aan de creatieve onderwijzer.