Voor de bepaling van het schrikkeljaar bestond in de Franse republikeinse kalender geen goede regeling. In de wet stond dat volgens artikel 3 de eerste dag van het nieuwe jaar de dag is waarop de herfstequinox valt.[1] In artikel 10 stond dat er franciades zouden zijn van 4 jaar, schrikkelperioden die gewoonlijk eindigen met een schrikkeldag. Kennelijk dacht men hierbij aan het gregoriaanse systeem, waarbij soms een schrikkeldag wordt overgeslagen.
De regeling volgens art. 3 slaat echter nooit een schrikkeljaar over, maar verschuift 3x per eeuw een jaar. De afstand tussen schrikkeljaren is dus meestal 4 jaar, maar zo nu en dan 5. In welk jaar zo'n verschuiving optreedt is soms niet goed van tevoren vast te stellen.
Doordat de kalender maar zo kort van kracht is geweest - hij is in XIV afgeschaft - zijn er alleen 4-jaars perioden geweest. Maar het jaar XIX zou het eerste conflict gegeven hebben.
Volgens art. 3 zou 23 september 1811 de eerste dag van het jaar XX zijn geweest, maar volgens art. 10 was het de laatste dag van het jaar XIX. Omgekeerd zou tussen XX en XXI een gat van een dag zitten (22 september 1812). Het weglaten van de schrikkeldag lost wel het eerste probleem op, maar niet het tweede. Vanaf dan zou het probleem zich elke vier jaar voordoen.
Het is dus duidelijk dat bij voortbestaan van de kalender een wetswijziging noodzakelijk zou zijn geweest. Ofwel van art. 3, ofwel van art. 10.
De regeling was alleen bedoeld om op lange termijn in de pas te blijven lopen met de jaargetijden. Niemand merkt het of de equinox een dag eerder of later valt. Daarom is een regeling die probeert de equinox precies op een bepaalde dag te houden niet praktisch omdat dat problemen geeft. Het kan trouwens sowieso niet over verschillende tijdzones.